Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·kwan·sel·de

Werkwoord

vervoeging van
verkwanselen

verkwanselde

  1. enkelvoud verleden tijd van verkwanselen
    • Ik verkwanselde. 
    • Jij verkwanselde. 
    • Hij, zij, het verkwanselde. 
  2. verbogen vorm van verkwanseld, voltooid deelwoord van verkwanselen