Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ka·vel·de

Werkwoord

vervoeging van
verkavelen

verkavelde

  1. enkelvoud verleden tijd van verkavelen
    • Ik verkavelde. 
    • Jij verkavelde. 
    • Hij, zij, het verkavelde. 
  2. verbogen vorm van verkaveld, voltooid deelwoord van verkavelen