verhalenverteller

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ha·len·ver·tel·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verhalenverteller verhalenvertellers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verhalenvertellerm

  1. iemand die iets goed kan vertellen in een verhaal vorm; iemand die verhalen verzint en opschrijft
     "De werkelijkheid vond ze zelf vaak maar saai. Ze was een verhalenverteller pur sang, met een grote dosis ironie en zelfspot. Ik ben er trots op haar uitgever te zijn en ervaar haar overlijden als een groot verlies, zowel voor mij, voor de uitgeverij als voor de Nederlandse literatuur."[1]
     Erwin Kroll: weerman maar vooral verhalenverteller[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Schrijfster Helga Ruebsamen (82) overleden” (Dinsdag 8 november 2016, 17:13), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Erwin Kroll: weerman maar vooral verhalenverteller” (Dinsdag 28 augustus 2012, 18:29), NOS