Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • verf·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verfwerk verfwerken
verkleinwoord verfwerkje verfwerkjes

Zelfstandig naamwoord

het verfwerko

  1. een hoeveelheid uit te voeren of uitgevoerd werk bestaande uit het verven van voorwerpen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen