verenigingsverband

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·eni·gings·ver·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verenigingsverband
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het verenigingsverbando

  1. samen met andere leden van een vereniging
     Ernst werd vanzelfsprekend lid van het Corps, en leerde in verenigingsverband zuipen.[2]
     Omdat het overgrote deel van de ongelukken met drones wordt veroorzaakt door recreatieve gebruikers van kleine drones onderzoekt het kabinet de mogelijkheid de regels voor hen strenger te maken. Zij mogen dan bijvoorbeeld alleen in verenigingsverband en boven een speciaal modelvliegterrein vliegen.[3]
  2. overkoepelende organisatie van verschillende verenigingen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Kabinet op zoek naar dronesbeleid” (28-08-2015), NOS