Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·een·za·ming
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vereenzaming vereenzamingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vereenzamingv [1]

  1. het verschijnsel dat iemand minder sociale contacten heeft dan die persoon wenst te hebben
     "Ik krijg het idee dat deze wenswachtenden dus eigenlijk een soort van spek en bonen-wachtenden zijn. Dat is niet goed. Je spreekt een voorkeur uit voor een instelling en dat doen de mensen vaak met heel goede redenen. Het is dicht bij huis, bij je vrienden, je familie. Dat wil iedereen toch. Dat is ook goed tegen de vereenzaming.[2]
     SP-leider Roemer zei dat hij blij is dat het kabinet de zorg wil terugbrengen naar het wijkniveau, maar door de bezuinigingen zal dit volgens hem toch niet goed uitpakken. Volgens hem creëert het kabinet vereenzaming en verwaarlozing van oudere mensen.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Reactie NPCF” (25 augustus 2014, 13:27), NOS
  3.   Weblink bron “"Chaos in hoofd oma door zorgplan"” (18 maart 2014, 21:48), NOS