Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • veld·kij·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord veldkijker veldkijkers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de veldkijkerm

  1. (biologie) verrekijker die vooral geschikt is om in de natuur waarnemingen te doen
     Daarnaast heeft hij nog een tip voor sterrenliefhebbers die ook na de Sterrendagen eens op pad willen. “Ga eens met een veldkijker ’s nachts eropuit. Als het helder is heb je helemaal geen sterrenkijker nodig. Met zo’n kleinere kijker kom je echt al een heel eind.”[2]
     Tijdens het opruimen van zijn boekenkast stuitte hij op een fotoalbum van zijn vader. Daarin zat een brief uit de oorlog van de legerleiding, die Van Kooten senior om uitleg vroeg over een verdwenen veldkijker.[3]
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Ruben Koene
    “Bewolking bij Sterrenkijkdagen: 'Niet goed op het weer gelet'” (03-03-2017), Tubantia
  3.   Weblink bron “Nachtverkoop in iets kortere Boekenweek” (10 januari 2013), Reformatorisch Dagblad