velddag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- veld·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | velddag | velddagen |
verkleinwoord | velddagje | velddagjes |
Zelfstandig naamwoord
- dag dat men in de buitenlucht het veld intrekt
- ▸ Tijdens de velddag van stichting StalEsch gingen boeren en verschillende organisaties die betrokken zijn bij het natuurbehoud het gebied van Zuid-Eschmarke in. Dit allemaal ten behoeve van de boomkikker.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'velddag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "velddag" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Natuurbehoud voor de boomkikker in Enschede” (05-10-2015), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be