Nederlands

 
vedel met strijkstok
Uitspraak
Woordafbreking
  • ve·del
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘middeleeuws strijkinstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240.[1]
  • Middelnederlands vēdel(e), leenwoord uit middeleeuws Latijn vītula, vīdula.[2] Evenzo ontleend zijn Duits Fiedel, Engels fiddle ‘viool’ en IJslands fiðla; in de Romaanse talen ook Frans vièle, Italiaans vero. viuola en Spaans vihuela.
enkelvoud meervoud
naamwoord vedel vedels
vedelen
verkleinwoord vedeltje vedeltjes

Zelfstandig naamwoord

de vedelv

  1. (muziekinstrument), (historisch) middeleeuws strijkinstrument met 3-5 darmsnaren, een ovale of peervormige romp (of klankkast), o-vormige klankgaten en aparte hals die een bladvormige kop bezat met rechtopstaande stemschroeven
    • De vedel is een voorloper van de huidige viool. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vedelen

vedel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vedelen
    • Ik vedel. 
  2. gebiedende wijs van vedelen
    • Vedel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vedelen
    • Vedel je? 

Gangbaarheid

33 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Volapük

Zelfstandig naamwoord

vedel

  1. woensdag


Dagen in het Volapük
mudel
maandag
tudel
dinsdag
vedel
woensdag
dödel
donderdag
fridel
vrijdag
zädel
zaterdag
sudel
zondag