Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vast·roest·ten

Werkwoord

vervoeging van
vastroesten

vastroestten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van vastroesten
    • ...dat wij vastroestten. 
    • ...dat jullie vastroestten. 
    • ...dat zij vastroestten.