Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·ser
Naar frequentie 32208

Zelfstandig naamwoord

vaser

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van vase


Frans

Uitspraak
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vaser
vasais
vasé
eerste groep volledig

Werkwoord

vaser

  1. onpersoonlijk, (argot) (heftig) regenen