Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vang in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
invangen

vang in

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invangen
    • Ik vang in. 
  2. gebiedende wijs van invangen
    • Vang in! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invangen
    • Vang je in? 


Gangbaarheid