Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • val·si·mu·la·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord valsimulator valsimulatoren
valsimulators
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de valsimulatorm

  1. (medisch) toestel waarmee men een val kan simuleren
     Het UMC St. Radboud in Nijmegen neemt vrijdag een valsimulator in gebruik. De valsimulator is de enige ter wereld, die de werkelijkheid van een val heel goed benadert, claimt het ziekenhuis.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Valsimulator om kosten vallen te verminderen” (Woensdag 20 januari 2010, 19:47), NOS