Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·kan·tie·ver·keer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantieverkeer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het vakantieverkeero

  1. alle voertuigen die rijden om mensen van en naar hun vakantieadres te brengen
     Een deel van Nederland gaat vandaag op vakantie. Het extra vakantieverkeer kan leiden tot files. Daarnaast kunnen automobilisten op verschillende plekken te maken krijgen met vertragingen vanwege werkzaamheden aan de weg. Zowel in eigen land als in België en Frankrijk kunnen de werkzaamheden leiden tot extra reistijd.[1]
     Op verschillende wegen in Europa is het extreem druk vanwege het vakantieverkeer. Volgens de Verkeersinformatiedienst stond bij de Zwitserse Gotthardtunnel richting Italië al de hele nacht file. De wachttijd was vanmorgen opgelopen tot ruim een uur.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Verkeershinder voor vakantiegangers” (Vrijdag 8 juli 2016, 17:24), NOS
  2.   Weblink bron “Al vroeg vakantiedrukte op de wegen” (Zaterdag 9 juli 2016, 08:06), NOS