vakantieoudere
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- va·kan·tie·ou·de·re
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vakantie zn en oudere zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantieoudere | vakantieouderen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- senior die op vakantie gaat
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord vakantieoudere staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.