Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·kan·tie·op·vang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantieopvang vakantieopvangen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vakantieopvangm

  1. kinderopvang tijdens de schoolvakanties
     K. zou tijdens zijn verhoor hebben verklaard dat hij zich ‘sociaal uitgesloten’ voelde door zijn familie en de samenleving. Het OM gaat ervan uit dat hij uit woede daarover ‘iemand’ wilde vermoorden. ,,Omdat de verdachte zelf klein en slank van stuk is en daardoor blijkbaar vreesde voor verzet bij het aanvallen van een volwassene, koos hij een kind als slachtoffer’’, hoorde de Südwestrundfunk de openbaar aanklager zeggen. Na in zijn buurt te hebben gevraagd waar hij kinderen kon vinden, stuitte de verdachte op de vakantieopvang.[1]
  2. dierenopvang voor huisdieren als de eigenaren op vakantie zijn
     Hij wil zich niet te negatief uitlaten, maar het was niet de eerste keer dat de boerderij last heeft van 'kwajongensstreken'. "Een tijd lang is het heel goed gegaan, maar de laatste tijd is het geklooi geëscaleerd." 's Nachts over de hekken springen is tot daar aan toe, vindt Martijnse. Maar de konijnenhokken voor de vakantieopvang in elkaar trappen, dat vindt hij te ver gaan.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Caspar Naber
    “Nederlander voor rechter wegens poging tot moord op Duits schoolmeisje (7): ‘Wilde doden om uitsluiting’” (18-01-2023), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Laura Obdeijn
    “Extra camera's in kinderboerderij Bos en Lommer na brand” (8 juni 2017), Het Parool