vakantiemogelijkheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·kan·tie·mo·ge·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantiemogelijkheid vakantiemogelijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vakantiemogelijkheidv

  1. het op vakantie kunnen gaan
  2. locatie waar men op vakantie kan gaan

Gangbaarheid