Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·kan·tie·cur·sus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantiecursus vakantiecursussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vakantiecursusm

  1. (onderwijs) een cursus die tijdens de vakantie aan een onderwijsinstelling wordt gegeven aan personen die niet zijn ingeschreven als reguliere student
     ENSCHEDE - Kinderen in de leeftijd van 8 tot 10 jaar kunnen volgende week bij De Muziekschool Twente terecht voor een vakantiecursus Fun-Key Flutes.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Vakantiecursus van Muziekschool Twente” (12-02-2009), Tubantia