vakantieboerderij
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- va·kan·tie·boer·de·rij
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vakantie zn en boerderij zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantieboerderij | vakantieboerderijen |
verkleinwoord | vakantieboerderijtje | vakantieboerderijtjes |
Zelfstandig naamwoord
de vakantieboerderij v
- boerderij met logies voor toeristen
- ▸ De man werkte voor een bedrijf in de buurt van De Lutte en verbleef daarom op een vakantieboerderij. De eigenaar van het complex vermoedde niks. "Mijn vrouw heeft hem wel vaker ontmoet, maar ik slechts één keer. Een hele aardige, correcte vent", zegt hij tegen RTV Oost.[1]
Gangbaarheid
- Het woord vakantieboerderij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Man (48) in Overijssel aangehouden voor voorbereiden terroristisch misdrijf” (Woensdag 27 februari 2019, 13:46), NOS