Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·kan·tie·boer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantieboer vakantieboeren
verkleinwoord vakantieboertje vakantieboertjes

Zelfstandig naamwoord

de vakantieboerm

  1. reisorganisatie die vakanties verkoopt
     Als hij moet vertrekken bij Manchester United, kan Louis van Gaal in ieder geval rekenen op een leuk tripje. Vakantieboer GeniusTravel biedt de trainer een gratis vakantie aan bij een mogelijk ontslag, meldde The Sun zondag.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Gratis vakantie voor Van Gaal bij ontslag” (21-02-2016), Tubantia