Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·der·land
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vaderland vaderlanden
verkleinwoord vaderlandje vaderlandjes

Zelfstandig naamwoord

het vaderlando

  1. een land of staat waar iemand geboren en opgegroeid is
    • Duitsland is jouw vaderland. 
    • In de eerste plaats was het een 'plicht ten opzichte van het vaderland' (die woorden verrasten Albert, dat had hij haar nog nooit horen zeggen), in de tweede plaats was er niet echt reden om bang te zijn, het was vrijwel een formaliteit. [3] 
  2. een land waarvan men zich bewoner voelt; land dat iemand als zijn thuis ervaart
     Het was een klassieker in wording en zelfs oma gaf inmiddels toe dat Zweden haar definitieve vaderland was geworden.[4]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen