Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·cu·me·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vacumeren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vacumeren
vacumeerde
gevacumeerd
zwak -d volledig
  1. (huishouden) luchtdicht verpakken na eerst zoveel mogelijk lucht verwijderd te hebben
     ,,Wat ik ook vaak gebruik, maar dat heeft echt bijna niemand thuis, is een vacumeerapparaat waar ik dingen in kan vacumeren. Aan de hand daarvan gebruik ik mijn sous-vide-apparaat of kan ik het bewaren”, aldus Toub.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Isabelle Voois
    “Zeven keukenhulpjes waarvan je niet wist dat je ze nodig had” (21-09-2021), Tubantia