vaarseizoenen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vaarseizoenen (hulp, bestand)
- IPA: /ˈvarsɛizunə(n)/
Woordafbreking
- vaar·sei·zoe·nen
Woordherkomst en -opbouw
- vaarseizoen met uitgang -en
Zelfstandig naamwoord
de vaarseizoenen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vaarseizoen