vaardigde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vaar·dig·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vaardigen |
vaardigde
- enkelvoud verleden tijd van vaardigen
- Ik vaardigde.
- Jij vaardigde.
- Hij, zij, het vaardigde.
- Ik vaardigde.
vervoeging van |
---|
vaardigen |
vaardigde