uniformeert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uniformeert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uni·for·meert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uniformeren |
uniformeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uniformeren
- Jij uniformeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uniformeren
- Hij uniformeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uniformeren
- Uniformeert!