Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uni·for·meert

Werkwoord

vervoeging van
uniformeren

uniformeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uniformeren
    • Jij uniformeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uniformeren
    • Hij uniformeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uniformeren
    • Uniformeert!