unanimiteitsbeginsel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • una·ni·mi·teits·be·gin·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord unanimiteitsbeginsel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het unanimiteitsbeginselo

  1. beginsel volgens welk een beslissing slechts unaniem genomen kan worden

Gangbaarheid