Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·tocht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uittocht uittochten
verkleinwoord uittochtje uittochtjes

Zelfstandig naamwoord

de uittochtm

  1. het massaal verlaten van een bepaalde locatie of organisatie
    • De ontkerkelijking leidde vanaf de jaren zestig tot een ware uittocht uit de kerken van Europa. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be