Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·moordt

Werkwoord

vervoeging van
uitmoorden

uitmoordt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmoorden
    • ... dat jij uitmoordt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmoorden
    • ... dat hij uitmoordt. 

Gangbaarheid