Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ui·ter·land
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uiterland uiterlanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het uiterlando

  1. land dat buiten de dijk is gelegen

Gangbaarheid

27 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen