Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ademt

Werkwoord

vervoeging van
uitademen

uitademt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitademen
    • ... dat jij uitademt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitademen
    • ... dat hij uitademt.