Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uils·kui·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uilskuiken uilskuikens
verkleinwoord uilskuikentje uilskuikentjes

Zelfstandig naamwoord

het uilskuikeno

  1. het jong van een uil
  2. (fig.) iemand die heel erg dom is
     Een ander, van dien zelven aart, op een tijd dat'et dapper gevroren had, door de Stad Gent gaande, viel, door de gladdigheid, plotzelijck op zijn Neers neer. Een Uils-kuiken, die't zag, zei tot hem, in't bystaan veeler omstanders, dat hy gevallen was, om dat de straat geen plompe Boerenschoenen verdragen kon.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    anoniem
    “De klugtige tyd-verdryver” (1653), Simon de Vries, Utrecht, 30.
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be