tweepersoonshut
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tweepersoonshut (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtwepərsonsˌhʏt / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- twee·per·soons·hut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweepersoonshut | tweepersoonshutten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (scheepvaart) afgezonderde slaap- en verblijfplaats aan boord van een schip, bestemd voor twee mensen
- ▸ Van slapen kwam niets, ook al wegens het zware gesnurk van een medepassagier in de kleine tweepersoonshut.[2]
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord tweepersoonshut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron H. Besselaar“Een dagje hanzestad opstap” (5 januari 1985) op nrc.nl