tweehoek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- twee·hoek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van twee ht en hoek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweehoek | tweehoeken |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de tweehoek m
- (meetkunde) theoretische figuur met twee hoeken
- ▸ Er is wel een driehoek en een vierhoek maar geen tweehoek.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'tweehoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Driekoningen” (7 januari 1994) op nrc.nl