Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tus·sen·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tussenwoning tussenwoningen
verkleinwoord tussenwoninkje tussenwoninkjes

Zelfstandig naamwoord

de tussenwoningv

  1. een woonhuis dat zich tussen andere huizen in bevindt met de zijmuren aansluitend op de naastgelegen woningen

Gangbaarheid