Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tul·pen·bol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tulpenbol tulpenbollen
verkleinwoord tulpenbolletje tulpenbolletjes

Zelfstandig naamwoord

de tulpenbolm

  1. (plantkunde) de ondergrondse bol van waaruit een tulp ontspruit
    • Het is weer tijd om de tulpenbollen in de tuin te zetten. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be