Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tui·mel·krui·den
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de tuimelkruidenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tuimelkruid
     De populieren schalden, windhozen sleurden tuimelkruiden mee.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “De lammeren”, 3e druk, ebook (mei 2017), Vrijdag, Antwerpen, ISBN 9789460015700, hfst. Wolven