trutten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trut·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
trutten |
trutte |
getrut |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
trutten [1] [2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
de trutten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord trut
Werkwoord
vervoeging van |
---|
trutten |
trutten
- meervoud verleden tijd van trutten
- Wij trutten.
- Jullie trutten.
- Zij trutten.
- Wij trutten.
Gangbaarheid
- Het woord trutten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.