Nederlands

 
truckchauffeur
Uitspraak
Woordafbreking
  • truck·chauf·feur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord truckchauffeur truckchauffeurs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de truckchauffeurm

  1. (beroep) iemand die rijdt op een vrachtwagen
     Vanochtend rond 10.00 uur reden drie vrachtwagens op elkaar in en vlogen in brand. Een Britse truckchauffeur kwam om het leven.[1]
     Truckchauffeur bedolven onder CO2[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Verkeer E40 mondjesmaat op gang” (Maandag 5 mei 2014, 19:22), NOS
  2.   Weblink bron “Truckchauffeur bedolven onder CO2” (Vrijdag 14 juni 2013, 15:22), NOS