Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trou·vail·le
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trouvaille trouvailles
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de trouvaillev / m

  1. een bijzondere vondst, een ontdekking
     De trouvaille van dit overleg: e-G8. Internet moet een van de zwaartepunten van de G8 worden.[3]
     Mensen willen echt zoeken naar iets dat ze het meest aanspreekt. Geen massaproducten. Niet meer die grote gouden vaas, maar iets meer ingetogen luxe. Klanten hebben het gevoel een unieke vondst in handen te hebben. Een trouvaille.”[4]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. trouvaille op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Ariejan Korteweg, Pieter Sabel
    “Griekenland, internet en Strauss-Kahn: genoeg te bespreken op de G8” (6-05-2011), Tubantia
  4.   Weblink bron “Hardlopers: Terracotta ruiter te paard” (17 sep. 2015), De Telegraaf
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be