Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trist

Werkwoord

vervoeging van
trissen

trist

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trissen
    • Jij trist. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trissen
    • Hij trist. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van trissen
    • Trist! 

Meer informatie

Gangbaarheid


Catalaans

Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse tristis.

Bijvoeglijk naamwoord

trist

  1. droevig


Roemeens

Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse tristis.

Bijvoeglijk naamwoord

trist

  1. droevig


Zweeds

Bijvoeglijk naamwoord

trist

  1. saai