triggerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trig·ger·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
triggeren |
triggerde
- enkelvoud verleden tijd van triggeren
- Ik triggerde.
- Jij triggerde.
- Hij, zij, het triggerde.
- Ik triggerde.
vervoeging van |
---|
triggeren |
triggerde