Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trek bin·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
binnentrekken

trek binnen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnentrekken
    • Ik trek binnen. 
  2. gebiedende wijs van binnentrekken
    • Trek binnen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnentrekken
    • Trek je binnen? 


Gangbaarheid