• treef·jes

de treefjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord treef
     Van Tomado hadden we ook ronde onderzetters van draadstaal, die we ‘treefjes’ noemden. Weinig mensen kennen het woord nog, maar de onverslijtbare treefjes doen nog altijd, als erfstukken, dienst.[1]
  1.   Weblink bron
    Bernard Hulsman
    “Eindelijk kleur in het interieur” (1 maart 2014) op nrc.nl