trawant
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tra·want
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘handlanger’ voor het eerst aangetroffen in 1510 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trawant | trawanten |
verkleinwoord | trawantje | trawantjes |
Zelfstandig naamwoord
de trawant m
- (persoon) handlanger (vaak niet positief bedoeld)
- (astronomie) bijplaneet, begeleider
Synoniemen
- [2] satelliet
Vertalingen
1. handlanger
2. satelliet
Gangbaarheid
- Het woord trawant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trawant" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "trawant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ trawant op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
Woordafbreking
- tra·want
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trawant | trawante |
trawant