Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trau·ma·ti·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
traumatiseren
traumatiseerde
getraumatiseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

traumatiseren

  1. (psychologie) geestelijk ernstig geschokt raken, een trauma krijgen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be