Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trans·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
transleren
transleerde
getransleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

transleren

  1. overgankelijk (wiskunde), (kristallografie) een schuivende beweging maken
    • Een eenheidsvector is een operatie die een punt transleert over een bepaalde afstand in een bepaalde richting. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid