traînard

Frans

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /tʁɛ.naʁ/

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van zn traîner “slepen” met het achtervoegsel -ard

enkelvoud		meervoud
zonder lidwoord	met lidwoord	zonder lidwoord	met lidwoord
traînard	un traînard	traînards	les traînards

Zelfstandig naamwoord

traînard m

1. (verouderd) (militair) soldaat van de achterhoede
2. achterblijver
3. treuzelaar

	enkelvoud	meervoud
mannelijk	traînard	traînards
vrouwelijk	traînarde	traînardes

Bijvoeglijk naamwoord

• (informeel) slepend, schuifelend
• (figuurlijk) (informeel) lijzig (van taalgebruik)

Schrijfwijzen

• trainard (hervormde spelling vanaf 1990)