toucheren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tou·che·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘licht aanraken’ voor het eerst aangetroffen in 1228 [1]
- afgeleid van het Franse toucher (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
toucheren |
toucheerde |
getoucheerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
toucheren overgankelijk
- (medisch) inwendig onderzoeken met de vingers, voorzichtig aanraken
- in ontvangst nemen
- (sport) aanraken, treffen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord toucheren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toucheren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "toucheren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be