toneelrol
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- to·neel·rol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toneelrol | toneelrollen |
verkleinwoord | toneelrolletje | toneelrolletjes |
Zelfstandig naamwoord
- een uitbeelding van een personage in een toneelstuk
- ▸ Lang, los haar, strakke, laag uitgesneden witte blouse met een vijfpuntige rode ster midden op het decolleté, een nauwsluitende spijkerbroek, sandalen met riempjes die om haar enkels zaten en toch was zij het, Gertrude Gehlenz in een compleet andere toneelrol.[2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord toneelrol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535