Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • to·ma·ten·vi·rus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tomatenvirus tomatenvirussen
verkleinwoord tomatenvirusje tomatenvirusjes

Zelfstandig naamwoord

het tomatenviruso

  1. (landbouw) (virussen) bepaalde ziektekiem die tomatenplanten, paprika's en Spaanse pepers treft
     Een geheim experiment in Rijkevorsel tegen het tomatenvirus?[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Jasper Verhulst
    “Een geheim experiment in Rijkevorsel tegen het tomatenvirus? "Dit is een gevaar voor de hele tomatensector"” (8 november 2022) op vrt.be